Buitenspiegels:
Bij het afstellen van de buitenspiegels houdt je rekening met 2 dingen: de positie van de horizon en de hoek
ten op zichte van de auto.
De horizon zit tussen 1/4 en 1/3 van boven (blauwe lijn).
Door deze afstelling heb je maximaal zicht op de weg en het verkeer dat daar op rijd.
De hoek ten op zichte van de auto is zo dat je nog slechts een streepje van de auto ziet (rode lijn).
Dit is nodig om de verhouding in te kunnen schatten tussen het object dat je in de spiegel ziet en de afstand tot de auto.
Binnenspiegel:
Voor de binnenspiegel geldt dat de horizon in het midden moet zitten en je recht naar achteren moet kunnen kijken (blauwe lijn). Indien goed afgesteld kun je het hendeltje dat in het midden aan de onderzijde zit gebruiken om de spiegel te kantelen.
Door het kantelen kijk je door de eerste glaslaag heen op de daaronder liggende. Hierdoor krijg je een verduisterend effect wat je gebruikt tegen verblinding.
all rights reserved to Team-rijopleiding